Lachebekje en Duizendpootje, Guitige Elsje en Wilde Jetty: wie
vroeger als kind een boek van Fernanda Trautwein van de plank pakte had aan de
titel al genoeg om er zeker van te zijn, niet in handen van een saaie piet te
zullen vallen. Generaties meisjes hebben de belevenissen van al die
robbedoezen en wildzangen verslonden zonder er weet van te hebben, dat veel
van die avonturen op een ziekbed waren bedacht en uitgetikt. De schrijfster
sukkelde altijd met de gezondheid, maar overleefde haar boekenkinderen. Hoewel
"Nanda", zoals zij zich noemde, nauwelijks meer wordt gelezen, kan
zij maandag op haar 85ste verjaardag toch tevreden terugblikken. Voor menige
"bakvis" van weleer bleef zij een verre maar dierbare vriendin en
haar pseudoniem is nog steeds een begrip in de Nederlandse jeugdliteratuur,
niet het minst vanwege haar uitzonderlijke productiviteit.
"Op een mooien avond in het begin der Lente zaten in de
gezellige huiskamer van notaris Van Straten..."
Met die plechtige zin begon "Lon's Avonturen" en
daarmee - op de 17e juli 1917 - eigenlijk puur-toevallig een
schrijfstersloopbaan, die in ruim een halve eeuw het door weinigen
geëvenaarde aantal van om en nabij de negentig kinderboeken in het gelid zou
zetten. De avonturen van Lon had zij als jong meisje alleen maar verzonnen om
haar broertjes bezig te houden en ze kon toen niet dromen, dat de verhaaltjes
nog eens binnen een mooie linnen band in druk zouden verschijnen. Mevrouw
Trautwein: "De jongens waren er gek op, na schooltijd renden ze naar huis
en riepen: heb je er weer wat bij geschreven? Dat schrijven deed ik overigens
stiekem, ging er zelfs wel voor op de w.c. zitten, want ik geneerde me er een
beetje voor. In het kantoor van mijn vader, waar ik helemaal niet mocht komen,
tikte ik de verhalen over; zo heb ik typen geleerd. Op een dag was een neef op
bezoek, die in het uitgeversvak zat en hij betrapte mij er op, dat ik
heimelijk zat te schrijven. Ben je huiswerk aan het maken? vroeg hij. Waarop
mijn jongere broertjes, die m'n ouders nooit iets hadden verteld, riepen: ze
is aan een boek bezig. Dat moest hij natuurlijk zien. Het resultaat was, dat
hij er mee naar Kluitman, de bekende kinderboeken-uitgever, stapte. Die had op
dat moment geen ruimte voor een jongensboek, maar de daarna benaderde
Utrechtse uitgever De Haan accepteerde hem meteen en ik kreeg zelfs een
contract voor vijf jaar, waarbij â 50 voor "Lon's Avonturen" en â
75 voor de volgende boeken zou worden betaald. Veel geld in die tijd, maar dat
vond ik toen niet het belangrijkste. Het is natuurlijk een belevenis als je
eerste, niet eens met dat doel geschreven boek wordt uitgegeven. Mijn jongste
zusje vond het helemaal prachtig; die liep met haar vriendinnetjes alle
boekwinkels in Amsterdam, waar wij woonden, af om te zien of ze "Lon"
wel in voorraad hadden. Mijn ouders reageerden vrij nuchter, maar ik kon
merken, dat mijn vader het in zijn hart toch wel leuk vond. Hij is ook mee
geweest naar de uitgever. Ik zie me nog staan, met m'n hangend haar in dat
kantoor. De zoons van De Haan waren er ook bij. Bent ú de schrijfster van dat
boek? vroegen ze verbaasd. Een meisje schreef toch niet voor jongens..."
Zegelring
Fernanda Trautwein, die van haar eerste honorarium
een cadeau voor haar vader en moeder en een nog steeds zuinig bewaarde
zegelring voor zichzelf kocht, heeft het trouwens bij dat ene jongensboek
gelaten. Daarna schreef zij uitsluitend voor meisjes en voor jonge kinderen,
waarbij het mogelijk bleek van de pen te leven. Ze heeft nog wel eens met de
gedachte gespeeld een roman voor volwassenen op stapel te zetten, maar dat
werd haar van uitgeverskant afgeraden met verwijzing naar de grote behoefte
aan boeken voor kinderen van 12 tot 14 jaar waarvoor haast geen auteurs waren
te vinden. Nog voordat het contract met De Haan aan verlenging toe was meldde
Kluitman zich om de inmiddels al aardig succesvolle meisjesboekenschrijfster
in zijn fonds in te lijven. "Ik moest een veel hoger honorarium bedingen,
ik geloof driehonderd gulden, dat zouden ze zich niet kunnen veroorloven, maar
bij Kluitman zou ik het wél krijgen. Dat vond ik eigenlijk geen methode, was
er nijdig over, maar mijn vader was zakenman, die zei: natuurlijk moet je dat
doen". Als Nanda heeft mevrouw Trautwein tot het uitbreken van de oorlog
bij de Alkmaarse uitgever een groot aantal boeken gepubliceerd, waarvan een
aantal later nog in diens Witte Raven-reeks is herdrukt. De hoofdpersoontjes
waren onveranderlijk schatten van meiden en allemaal echte wildebrassen, net
als de schrijfster in haar meisjesjaren: geen leeskind, maar wel altijd te
porren voor - soms gevaarlijke - spelletjes met haar oudste broer en diens
vrienden.
Juiste toon
Aan inspiratie heeft het nooit ontbroken en
iedereen, die haar kende, stond er versteld van dat zij, hoewel vaak
bedlegerig en zo weinig onder mensen, steeds de juiste toon wist te treffen.
Fernanda Trautwein heeft er zelf ook geen verklaring voor. Wel ging zij voor
sommige verhalen van situaties in haar directe omgeving uit, daarbij soms
volwassenen door kinderen vervangend. Ze werkte gewoonlijk in hoog tempo
("Ik heb eens een boek in een week geschreven") en bracht niet eerst
het plot gedetailleerd ik kaart. "Als ik 's avonds ging slapen was ik
benieuwd welke kant het verhaal de volgende dag op zou gaan".
"Nanda", die al haar manuscripten uitgegeven zag, is
maar één keer door haar fantasie in de steek gelaten en dat niet voor lang.
Zij woonde en werkte toen in Hulshorst op de Veluwe. "Ik moest een boekje
voor jongere kinderen maken, maar voelde me helemaal niet goed en kon niets
bedenken. Een vriendin uit het dorp, die zichzelf de knipkunst had bijgebracht
en een schitterend ex-libris voor me had geknipt, nam mij om de gedachten te
verzetten mee op een boswandeling naar kennissen. Ze hadden daar een schattig
ezeltje en op het moment dat ik het zag wist ik mijn onderwerp". Het
ezeltje Joris, dat op alles raad weet, leverde zelfs zoveel inspiratie, dat
uit dat ene boekje een hele serie is gegroeid, die tot voor kort nog in de
handel was en in menige jeugdleeszaal is aan te treffen.
Zegepraal
Mevrouw Trautwein ging na de oorlog over naar
uitgeverij Gottmer met de meisjesnaam van haar grootmoeder Mimi van den Heuvel
als nieuwe nom de plume en stopte met schrijven toen zij begin jaren zeventig
in 'n bejaardencentrum te Overveen werd opgenomen. Daar blijken haar boeken
curieus genoeg nog in trek te zijn en dat verwondert haar zelf nog het meest.
"De meisjes en jongens mogen dan veranderd zijn, vroeger rijp en andere
lectuur gewend, maar de kleinkinderen van een mevrouw hier in huis vechten er
om, ze lezen het ene na het andere boek. Ik begrijp het niet, want kinderen
zijn eerlijk, die veinzen niet". Blij is ze er wél mee.
Zelf leest "Nanda" in haar boeken alleen nog de spreuk in het
ex-libris: "Aan hem die gelooft dat hij overwinnen kan de zegepraal
bereid". Dat heeft zij zich altijd voor ogen gehouden. "Hoewel ik vaak
ziek was heb ik toch mijn best gedaan om iets te bereiken". Ze is er oud
mee geworden en jong bij gebleven.