Mimi van den Heuvel - Nanda

pseudoniemen van Fernanda M. B. Trautwein (1897-1985)
 
Fernanda Trautwein schreef voor de oorlog een grote hoeveelheid
kinder- en meisjesboeken onder het pseudoniem Nanda. Na de oorlog gebruikte zij de naam van haar grootmoeder, Mimi van den Heuvel,
als nom de plume.

Het bekendste boek van Mimi van den Heuvel is wel
Ankie's tweelingzusje.

Andere boeken van Nanda
De oudste van een leutig troepje
Riek de kwajongen
Miep Hofland
De ondeugendsten van de klas

Hieronder een artikel over de schrijfster uit De Gooi en Eemlander (1982)

Nanda sloeg generaties 'bakvissen' aan de haak

Lachebekje en Duizendpootje, Guitige Elsje en Wilde Jetty: wie vroeger als kind een boek van Fernanda Trautwein van de plank pakte had aan de titel al genoeg om er zeker van te zijn, niet in handen van een saaie piet te zullen vallen. Generaties meisjes hebben de belevenissen van al die robbedoezen en wildzangen verslonden zonder er weet van te hebben, dat veel van die avonturen op een ziekbed waren bedacht en uitgetikt. De schrijfster sukkelde altijd met de gezondheid, maar overleefde haar boekenkinderen. Hoewel "Nanda", zoals zij zich noemde, nauwelijks meer wordt gelezen, kan zij maandag op haar 85ste verjaardag toch tevreden terugblikken. Voor menige "bakvis" van weleer bleef zij een verre maar dierbare vriendin en haar pseudoniem is nog steeds een begrip in de Nederlandse jeugdliteratuur, niet het minst vanwege haar uitzonderlijke productiviteit.

                     

"Op een mooien avond in het begin der Lente zaten in de gezellige huiskamer van notaris Van Straten..."

Met die plechtige zin begon "Lon's Avonturen" en daarmee - op de 17e juli 1917 - eigenlijk puur-toevallig een schrijfstersloopbaan, die in ruim een halve eeuw het door weinigen geëvenaarde aantal van om en nabij de negentig kinderboeken in het gelid zou zetten. De avonturen van Lon had zij als jong meisje alleen maar verzonnen om haar broertjes bezig te houden en ze kon toen niet dromen, dat de verhaaltjes nog eens binnen een mooie linnen band in druk zouden verschijnen. Mevrouw Trautwein: "De jongens waren er gek op, na schooltijd renden ze naar huis en riepen: heb je er weer wat bij geschreven? Dat schrijven deed ik overigens stiekem, ging er zelfs wel voor op de w.c. zitten, want ik geneerde me er een beetje voor. In het kantoor van mijn vader, waar ik helemaal niet mocht komen, tikte ik de verhalen over; zo heb ik typen geleerd. Op een dag was een neef op bezoek, die in het uitgeversvak zat en hij betrapte mij er op, dat ik heimelijk zat te schrijven. Ben je huiswerk aan het maken? vroeg hij. Waarop mijn jongere broertjes, die m'n ouders nooit iets hadden verteld, riepen: ze is aan een boek bezig. Dat moest hij natuurlijk zien. Het resultaat was, dat hij er mee naar Kluitman, de bekende kinderboeken-uitgever, stapte. Die had op dat moment geen ruimte voor een jongensboek, maar de daarna benaderde Utrechtse uitgever De Haan accepteerde hem meteen en ik kreeg zelfs een contract voor vijf jaar, waarbij â 50 voor "Lon's Avonturen" en â 75 voor de volgende boeken zou worden betaald. Veel geld in die tijd, maar dat vond ik toen niet het belangrijkste. Het is natuurlijk een belevenis als je eerste, niet eens met dat doel geschreven boek wordt uitgegeven. Mijn jongste zusje vond het helemaal prachtig; die liep met haar vriendinnetjes alle boekwinkels in Amsterdam, waar wij woonden, af om te zien of ze "Lon" wel in voorraad hadden. Mijn ouders reageerden vrij nuchter, maar ik kon merken, dat mijn vader het in zijn hart toch wel leuk vond. Hij is ook mee geweest naar de uitgever. Ik zie me nog staan, met m'n hangend haar in dat kantoor. De zoons van De Haan waren er ook bij. Bent ú de schrijfster van dat boek? vroegen ze verbaasd. Een meisje schreef toch niet voor jongens..."

Zegelring

 Fernanda Trautwein, die van haar eerste honorarium een cadeau voor haar vader en moeder en een nog steeds zuinig bewaarde zegelring voor zichzelf kocht, heeft het trouwens bij dat ene jongensboek gelaten. Daarna schreef zij uitsluitend voor meisjes en voor jonge kinderen, waarbij het mogelijk bleek van de pen te leven. Ze heeft nog wel eens met de gedachte gespeeld een roman voor volwassenen op stapel te zetten, maar dat werd haar van uitgeverskant afgeraden met verwijzing naar de grote behoefte aan boeken voor kinderen van 12 tot 14 jaar waarvoor haast geen auteurs waren te vinden. Nog voordat het contract met De Haan aan verlenging toe was meldde Kluitman zich om de inmiddels al aardig succesvolle meisjesboekenschrijfster in zijn fonds in te lijven. "Ik moest een veel hoger honorarium bedingen, ik geloof driehonderd gulden, dat zouden ze zich niet kunnen veroorloven, maar bij Kluitman zou ik het wél krijgen. Dat vond ik eigenlijk geen methode, was er nijdig over, maar mijn vader was zakenman, die zei: natuurlijk moet je dat doen". Als Nanda heeft mevrouw Trautwein tot het uitbreken van de oorlog bij de Alkmaarse uitgever een groot aantal boeken gepubliceerd, waarvan een aantal later nog in diens Witte Raven-reeks is herdrukt. De hoofdpersoontjes waren onveranderlijk schatten van meiden en allemaal echte wildebrassen, net als de schrijfster in haar meisjesjaren: geen leeskind, maar wel altijd te porren voor - soms gevaarlijke - spelletjes met haar oudste broer en diens vrienden.

Juiste toon 

Aan inspiratie heeft het nooit ontbroken en iedereen, die haar kende, stond er versteld van dat zij, hoewel vaak bedlegerig en zo weinig onder mensen, steeds de juiste toon wist te treffen. Fernanda Trautwein heeft er zelf ook geen verklaring voor. Wel ging zij voor sommige verhalen van situaties in haar directe omgeving uit, daarbij soms volwassenen door kinderen vervangend. Ze werkte gewoonlijk in hoog tempo ("Ik heb eens een boek in een week geschreven") en bracht niet eerst het plot gedetailleerd ik kaart. "Als ik 's avonds ging slapen was ik benieuwd welke kant het verhaal de volgende dag op zou gaan".

"Nanda", die al haar manuscripten uitgegeven zag, is maar één keer door haar fantasie in de steek gelaten en dat niet voor lang. Zij woonde en werkte toen in Hulshorst op de Veluwe. "Ik moest een boekje voor jongere kinderen maken, maar voelde me helemaal niet goed en kon niets bedenken. Een vriendin uit het dorp, die zichzelf de knipkunst had bijgebracht en een schitterend ex-libris voor me had geknipt, nam mij om de gedachten te verzetten mee op een boswandeling naar kennissen. Ze hadden daar een schattig ezeltje en op het moment dat ik het zag wist ik mijn onderwerp". Het ezeltje Joris, dat op alles raad weet, leverde zelfs zoveel inspiratie, dat uit dat ene boekje een hele serie is gegroeid, die tot voor kort nog in de handel was en in menige jeugdleeszaal is aan te treffen.

Zegepraal 

Mevrouw Trautwein ging na de oorlog over naar uitgeverij Gottmer met de meisjesnaam van haar grootmoeder Mimi van den Heuvel als nieuwe nom de plume en stopte met schrijven toen zij begin jaren zeventig in 'n bejaardencentrum te Overveen werd opgenomen. Daar blijken haar boeken curieus genoeg nog in trek te zijn en dat verwondert haar zelf nog het meest. "De meisjes en jongens mogen dan veranderd zijn, vroeger rijp en andere lectuur gewend, maar de kleinkinderen van een mevrouw hier in huis vechten er om, ze lezen het ene na het andere boek. Ik begrijp het niet, want kinderen zijn eerlijk, die veinzen niet". Blij is ze er wél mee.

Zelf leest "Nanda" in haar boeken alleen nog de spreuk in het ex-libris: "Aan hem die gelooft dat hij overwinnen kan de zegepraal bereid". Dat heeft zij zich altijd voor ogen gehouden. "Hoewel ik vaak ziek was heb ik toch mijn best gedaan om iets te bereiken". Ze is er oud mee geworden en jong bij gebleven.

bron: De Gooi- en Eemlander 28-08-1982, Fred Raadman