Anke Servaes

 
Tilburg, 26-11-1897 - Alkmaar, 16-09-1947

Anke Servaes is het pseudoniem voor de schrijfster Anna Gertruda Wijdom.

Dochter van
Dirk Wijdom (geb. 1865 te Wormerveer), ingenieur bij de Nederlandse Spoorwegen
en
Diederika Johanna Römer (geb. 1865 te Dordrecht).

De familie Wijdom woonde in de Willem II-straat (op 20 april 1890 is hun eerste dochter Gertha te Tilburg geboren). Op 13 oktober 1900 vertrok het gezin naar Rotterdam.
Anna was aanvankelijk kinderverpleegster te 's-Gravenhage, en werd daarna apothekersassistente te Amersfoort, waar zij in 1926 trouwde met de schrijver Rein Valkhoff. In 1928 vertrok het echtpaar Valkhoff-Wijdom naar Bergen (NH). Anna, aanvankelijk Nederlands Hervormd, ging in 1940 over tot het katholieke geloof.

Reeds in haar Amersfoortse jaren begon zij te schrijven. Als pseudoniem koos zij toen Anke Servaes, herinnerend aan de St. Servaeskerk te Maastricht, de stad waar haar man tien jaar had gewoond en waar hij van hield.

In 1927 schreef zij het meisjesboek Knolletje (Utrecht, De Haan, 1927). Onder invloed van haar werk in kindertehuizen schreef zij bij uitgeverij Hollandia te Baarn de romans Bezoekuur (1935), Spreekuur (1936), Kinderzaal (1936), Kinderen die over zijn (1937) en Moeder Liesbeth (1938; heruitgave 1968).

Later kreeg zij meer belangstelling voor het misdeelde kind in het algemeen en voor het kind dat door oorlogsleed of door criminaliteit was getroffen. Toen ontstonden de eveneens bij Hollandia uitgegeven romans Wie volgt (1939), Internaat (1941), Kindertoevlucht (1941), Oorlogskinderen en Paul alleen (1947). Twee novellen werden gebundeld in Het Raadsel, en postuum verscheen nog het boek Koos.

Haar boeken werden vertaald in het Duits, Deens, Noors en Zweeds.
Anke Servaes overleed op 16 september 1947 te Alkmaar, en zij werd te Bergen begraven.

Literatuur:
Anke Servaes. Een keur uit haar werk, met biographie, beoordelingen en andere bijdragen, Bussum, z.j.

bron:
De Paap van Gramschap - Vier eeuwen schrijven en drukken in Tilburg - Ronald Peeters. Uitgever:   Boekhandel Gianotten 1992


Afkomstig uit: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden 1953-1955, pag. 105-109.

ANNEKE WIJDOM
(ANKE SERVAES)

(Tilburg, 1897 -- Bergen, 1945)

Anke Servaes behoort tot de letterkundigen, die zich tot een speciaal gebied hebben beperkt, maar die ons op dat gebied uitmuntend werk hebben geschonken. Zij was de beschrijfster en doorgrondster van het lot van invalide en verdrukte kinderen, haar sfeer is die van het Kinderziekenhuis. Niemand, die zich met deze aangrijpende zijde van het leven bemoeit, kan haar boeken ongelezen laten.

De gang van haar leven en de aard van haar karakter vormen een overeenkomst met de belangstelling, die dat leven heeft gestuwd. Haar kunst kwam rechtstreeks voort uit haar zelfverloochenende, aan anderen toegewijde en opgewekte natuur. Daarom is een schets van haar levensloop niet een bijkomstige oriëntering, maar is zij verbonden aan het begrip van haar werk. Wij bezitten het voorrecht te beschikken over een eerbiedige en gevoelige levensbeschrijving van Anke Servaes, van de hand van haar echtgenoot, de Heer R. Valkhoff. Haar figuur rijst uit dit te harer Nagedachtenis gesteld geschrift duidelijk omhoog.

Zij komen er uit te weten, dat zij geboren werd te Tilburg. Haar vader was ingenieur der Spoorwegen, een man vol energie, een scherp verstand, een organiserend talent en een figuur vol van doorzettingsvermogen. Haar moeder een Dordtse, gaf haar de romantische inslag, de gave der fantasie, haar belangstelling voor de schilderkunst en het talent van voordragen van poëzie. En bovenal haar gemoedelijkheid en drang naar gezelligheid.

Anke Servaes was nog een klein meisje, toen haar familie verhuisde naar Rotterdam, waar haar vader een hoge positie ging bekleden bij de Petroleum-maatschappij .

Helaas verloor het gezin al te vroeg de moeder, waardoor de beide meisjes (Anneke en haar vijf jaar oudere zuster) veel aan haar lot werden overgelaten. Gelukkig waren er de Zondagen. Dan trok de vader er met zijn jongste dochter op uit, maakte boottochten en wandelingen in en buiten Rotterdam.

De vader wilde, dat zijn beide dochters wat gingen doen in het leven en niet het onbenullige bestaan zouden hebben, zoals dit in het begin van deze eeuw voor meisjes uit de gegoede kring gebruikelijk was.

Anneke werd leerlinge van de Meisjes-H.B.S. in de Witte de Withstraat. Die stond onder de voortreffelijke leiding van Mej. Bakhuizen van den Brink, die op het terrein der literatuur haar stuwende kracht werd. Na haar eindexamen ondernam Anke de studie voor onderwijzeres. Zij behaalde in korte tijd de lagere acte. Bovendien ontwikkelde zij haar schildertalent in de teken-academie.

Het aankomende meisje verloor ook haar vader en beleefde de verbreking van het huisgezin. Een jaar lang brachten de zusters Wijdom in een bevriend doktersgezin door, waar voor de vermaard-goedlachse zusjes gelegenheid te over was, hun levensvreugde in dat op humor ingestelde gezin te uiten. De oudste stak daarna over naar Amerika, waar zij door vele bijzondere prestaties een zekere vermaardheid verwierf.

In Anneke's leven kwam een belangrijke wending. Zij trad als leerlingverpleegster in het Kinderziekenhuis aan de Laan van Meerdervoort in Den Haag -- thans het Juliana-kinderziekenhuis -- en deed daarmee de eerste stap op weg naar wat zij in haar boek "Kinderzaal" zou beschrijven. Met één vriendin uit haar eerste meisjesboek "Knolletje" ondernam zij ieder jaar een buitenlandse reis en het boek getuigt van vele historische voorvallen op een van die reizen. Na het diploma voor kinderverpleegster te hebben behaald vertrok zij, in afwachting van het uitvoeren van verdere plannen, naar familie in Amersfoort. Doch ook daar wilde zij bezig zijn, anders dan uitsluitend in het huishouden. Zij besloot al spoedig zich voor apothekers-assistente te laten opleiden, waarvoor zij als "spoorstudente" de lessen en practijk ging volgen in Hilversum. Bovendien bevredigde zij haar hang naar schoonheid op een weefcursus bij Margareta Verwey in de Spiegelstraat te Amsterdam, waar zij fraaie kussens en andere handwerken ontwierp, die later een sieraad in het eigen huis werden. In die jaren leerde zij haar toekomstige echtgenoot kennen. Om zijn vioolspel te kunnen begeleiden wierp zij zich met geestdrift op de voortzetting van haar piano-studie, waarmee zij in korte tijd verbluffende resultaten bereikte.

In 1926 trouwde zij met de Heer R. Valkhoff. Het jonge echtpaar ging wonen te Amersfoort. Maar door ziekte van de man gedwongen, verhuisden zij in 1928 naar Bergen in Noord-Holland, waar zij op een idyllische plek aan het Nachtegalenlaantje een klein huis hadden laten bouwen dat, evenals hun eerste woning "het Haveke" heette.

Dat Bergense "Haveke" is een brandpunt van gezelligheid geworden en van vriendschappelijk verkeer. Voor "Moeder Anke" was nooit iets te veel. Kinderen waren haar altijd welkom. Er waren in dat Bergense leven de hoogtepunten, wanneer de hartelijke gastvrouw ging voorlezen, dikwijls een zelfgeschreven verhaal. Dan zat de wijde kring geboeid te luisteren naar die bezielde stem, te kijken naar dat bewegelijk gelaat en vreugdevol te letten op de begeleidende gebaren van haar kleine handen.

Het schrijverschap van Anke Servaes dateert al van haar Amersfoortse jaren. Achtereenvolgens waren haar meisjesboeken verschenen, waarin zij -- voornamelijk in de boeken voor oudere meisjes -- steeds veel gaf van zichzelf, van vreugde en strijd, met het doel de opgroeiende jeugd iets mee te geven van de door haar met de jaren veroverde levenswijsheid. Wij zien haar in die Bergense jaren op het hoogtepunt van haar kracht. Zij is de raadgeefster van ettelijken, de vraagbaak voor iedereen, de leidsvrouw van kinderen, de maatschappelijke werkster. En zij schept haar letterkundige arbeid. Na de twee kleine, inleidende werken: "Bezoekuur" en "Spreekuur" schrijft zij haar eerste roman "Kinderzaal", gevolgd door een reeks van werken: "Kinderen, die over zijn", "Moeder Liesbeth", "Kindertoevlucht" en vele andere, die telkens uiterst aan elkander verwante motieven behandelen, maar desondanks, voortdurend opnieuw door vele duizenden van lezers worden verslonden. De eentonigheid van het motief schrok de lezers niet af, omdat ieder nieuw boek dat verscheen, uitmuntte door de indringendheid van zegging, door die stem, die door de bladzijden heen klonk, door een fijnzinnig psychologisch begrip en door een warme, innige gevoelssfeer.

Na de doodvermoeiende winters, die het maximum van haar geestkracht eisten, ging zij dan 's zomers het buitenland in. Naar Zwitserland, Oostenrijk, Frankrijk, Italië. Italië trok haar het meeste aan. Het hele gezin begaf zich dan over de grenzen; haar kinderen gingen mee. Zij logeerden bij eenvoudige mensen, zodat zij in aanraking kwamen met het volk in de bezochte gebieden en zij dwaalden door de oude steden van Italië en genoten van een uitgelezen natuur.

De reis, die Anke Servaes (haar schuilnaam ontleende zij aan de Sint Servaeskerk te Maastricht, die haar bizondere belangstelling had) in 1939 ondernam, zou de laatste zijn. De oorlog brak uit en de familie haastte zich uit Italië naar het vaderland terug. Toen, in 1940, werd Nederland in de oorlog betrokken. Anke Servaes behield haar geestkracht, haar bezielend vermogen, dwars tegen de ongunst der tijden in, hoewel de oorlogsverschrikkingen zich uitstrekten tot haar onmiddellijke omgeving. Wij zien haar gedurende de bezetting overal rondtrekken, helpend en troostend en moed insprekend, de hongerigen spijzigend en door haar menigvuldige lezingen het geestelijk peil ophoudend van haar volk.

Zij heeft de bevrijding aanschouwd, maar de bewogen laatste oorlogsjaren hadden haar een knak gegeven, waar zij niet van herstelde. Nog kwam in haar laatste levensjaren haar gevoel voor humor dikwijls naar voren en was de bereidheid om anderen te helpen nog immer aanwezig, maar haar lichaam kon het tempo van haar geest niet meer bijhouden. Toen is zij van ons heengegaan, kort na de bevrijding, ons nalatend het voorbeeld van een edel vrouwenleven en een reeks van werken, die door hun menselijkheid nog vele latere geslachten zullen aanspreken.

Wij hebben Anke Servaes gekenschetst als een auteur, die op een bepaald gebied uitnemend werk heeft voortgebracht. Zij heeft dat gebied nimmer verlaten en wij zijn er van overtuigd, dat er geen nieuwe werelden aan haar zouden zijn ontloken, indien haar het verder leven zou zijn gegund. Zij zou het gebied niet hebben verlaten, waarin zij zich had genesteld, zij zou zijn voortgegaan ons het beeld voor ogen te stellen van het misdeelde, vereenzaamde kind, van de kinderlijke verhoudingen en van het zielsbestaan van hen, die het misdeelde kind verplegen en verzorgen. Zij heeft altijd haar grenzen gekend en zich immer er van onthouden letterkundige ondernemingen te beproeven, die stouter waren dan haar macht en bevoegdheid.

Vanwaar die zelfkennis? Zij was niet bijkomstig, zij maakte deel uit van haar talent. Zij ontleende haar schrijverschap niet aan het vernuft, maar aan het hart; en indien zij de kinderziel gepeild heeft tot op haar bodem, dan is deze verdienste geen vrucht van analyse, maar van intuïtie. Voor haar gold niet het gebod van Flaubert aan de romanschrijver, dat hij zijn figuren zo heeft uit te beelden en van zich los te maken, dat hij kan gaan wandelen om ze heen. Haar kinderen zijn door een navelstreng aan haar moederlijk wezen gebonden, haar verpleegsters en verzorgsters zijn incarnaties van haar zelf. Anke Servaes was een lyrisch auteur en de lyricus heeft maar één instrument; het eigen gemoed. Zodra de lyrische schrijver afwijkt van het éne sentiment dat zijn leven stuwt, vervalt hij in ontaarding. Vele lyrici zijn zichzelf ontrouw geworden, toen de adem der eigen psychische ondervinding hun ging begeven. Men kan als lyricus alleen slagen door een waakzame zuiverheid, die zich uitstrekt over het gehele leven en die zich voortdurend hecht aan de bodem van het eigen bestaan. Deze centrale zuiverheid was de voornaamste eigenschap van deze schrijfster. Zij was de oorzaak van die rijke verscheidenheid, waarmee haar eenvormige werken ons hebben geboeid. De lyrische schrijver munt niet uit door een veelheid van aspecten, maar door een veelheid van toonaarden. Anke Servaes bracht ons in ieder nieuw boek een fonkelnieuwe variatie op het oude motief. In regelmatige orde zijn haar geschriften elkander opgevolgd. In haar vroege periode doorwandelde haar geest de kinderziekenhuizen en kinderzalen. Uit die tijd stammen haar "Bezoekuur", "Spreekuur", "Kinderzaal", "Kinderen, die over zijn", "Moeder Liesbeth". Later versprong haar belangstelling van het zieke kind op het misdeelde kind in het algemeen, op het kind, getroffen door oorlogsleed of door een criminaliteit, waarvan de oorzaken duidelijk lagen in milieu, omstandigheden of in onoordeelkundige opvoeding. Wij noemen nog enige titels: "Wie volgt", "Internaat", "Kindertoevlucht", "Oorlogskinderen", "Paul alleen" en een posthuum werkje, "Koos". Er mogen kleine verschuivingen hebben plaats gehad in de figuren en de omgevingen harer belangstelling, steeds stelt zij ons verwante omgevingen voor ogen en vraagt zij onze aandacht voor zielsbelevingen van aan elkaar verwante kleine personen: de gedwongen kindergemeenschap met haar eigenaardige verhoudingen en de mikrokosmos van het vereenzaamde kinderbestaan, dat waren haar thema's.

Anke Servaes heeft weinig bizondere voorvallen nodig gehad om ons voortdurend aan zich te kluisteren. Haar werk is een spiegel, waardoor wij het eenvoudig-menselijke aanschouwen in de glans der innigheid. Zij heeft ons geleerd het leven te zien met het oog van het moederschap. Kinderleed peilen, kinderverlangens raden, na Ina Boudier-Bakker heeft niemand dat zo volkomen gedaan als zij aan wie deze regelen zijn toegewijd.

En hiermede is zij aangeduid als de vertegenwoordigster van het typisch-vrouwelijke in onze letteren. De lyrisch-gestemde vrouw, zij kan verschijnen in de literatuur als de minnares (Hélène Swarth), als de profetes (Henriëtte Roland Holst), zij kan ons ook het beeld vertonen van de vrouw, de levensdraagster, gebogen over het kleine, hulpbehoevende wezen, het kind: Anke Servaes.

P. H. RITTER Jr.