De
familie Wijdom woonde in de Willem II-straat (op 20 april 1890 is hun eerste
dochter Gertha te Tilburg geboren). Op 13 oktober 1900 vertrok het gezin naar
Rotterdam.
Anna was aanvankelijk kinderverpleegster te 's-Gravenhage, en werd daarna
apothekersassistente te Amersfoort, waar zij in 1926 trouwde met de schrijver
Rein Valkhoff. In 1928 vertrok het echtpaar Valkhoff-Wijdom naar Bergen (NH).
Anna, aanvankelijk Nederlands Hervormd, ging in 1940 over tot het katholieke
geloof.
Reeds in haar Amersfoortse jaren begon zij te schrijven. Als pseudoniem koos zij
toen Anke Servaes, herinnerend aan de St. Servaeskerk te Maastricht, de stad
waar haar man tien jaar had gewoond en waar hij van hield.
In 1927 schreef zij
het meisjesboek Knolletje (Utrecht, De Haan, 1927). Onder invloed van haar werk
in kindertehuizen schreef zij bij uitgeverij Hollandia te Baarn de romans
Bezoekuur (1935), Spreekuur (1936), Kinderzaal (1936), Kinderen die over zijn
(1937) en Moeder Liesbeth (1938; heruitgave 1968).
Later kreeg zij meer
belangstelling voor het misdeelde kind in het algemeen en voor het kind dat door
oorlogsleed of door criminaliteit was getroffen. Toen ontstonden de eveneens bij Hollandia uitgegeven romans Wie volgt (1939), Internaat (1941), Kindertoevlucht
(1941), Oorlogskinderen en Paul alleen (1947). Twee novellen werden gebundeld in
Het Raadsel, en postuum verscheen nog het boek Koos.
Haar boeken werden vertaald
in het Duits, Deens, Noors en Zweeds.
Anke Servaes overleed op 16 september 1947 te Alkmaar, en zij werd te Bergen
begraven.
Literatuur:
Anke Servaes. Een keur uit haar werk, met biographie,
beoordelingen en andere bijdragen, Bussum, z.j.
bron:
De Paap van Gramschap - Vier eeuwen schrijven en drukken in Tilburg - Ronald
Peeters. Uitgever: Boekhandel Gianotten 1992
Afkomstig uit: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te
Leiden 1953-1955, pag. 105-109.
ANNEKE WIJDOM
(ANKE SERVAES)
(Tilburg, 1897 -- Bergen, 1945)
Anke Servaes behoort tot de letterkundigen, die zich tot een speciaal gebied
hebben beperkt, maar die ons op dat gebied uitmuntend werk hebben geschonken.
Zij was de beschrijfster en doorgrondster van het lot van invalide en verdrukte
kinderen, haar sfeer is die van het Kinderziekenhuis. Niemand, die zich met deze
aangrijpende zijde van het leven bemoeit, kan haar boeken ongelezen laten.
De gang van haar leven en de aard van haar karakter vormen een overeenkomst
met de belangstelling, die dat leven heeft gestuwd. Haar kunst kwam rechtstreeks
voort uit haar zelfverloochenende, aan anderen toegewijde en opgewekte natuur.
Daarom is een schets van haar levensloop niet een bijkomstige oriëntering, maar
is zij verbonden aan het begrip van haar werk. Wij bezitten het voorrecht te
beschikken over een eerbiedige en gevoelige levensbeschrijving van Anke Servaes,
van de hand van haar echtgenoot, de Heer R. Valkhoff. Haar figuur rijst uit dit
te harer Nagedachtenis gesteld geschrift duidelijk omhoog.
Zij komen er uit te weten, dat zij geboren werd te Tilburg. Haar vader was
ingenieur der Spoorwegen, een man vol energie, een scherp verstand, een
organiserend talent en een figuur vol van doorzettingsvermogen. Haar moeder een
Dordtse, gaf haar de romantische inslag, de gave der fantasie, haar
belangstelling voor de schilderkunst en het talent van voordragen van poëzie. En
bovenal haar gemoedelijkheid en drang naar gezelligheid.
Anke Servaes was nog een klein meisje, toen haar familie verhuisde naar
Rotterdam, waar haar vader een hoge positie ging bekleden bij de
Petroleum-maatschappij .
Helaas verloor het gezin al te vroeg de moeder, waardoor de beide meisjes
(Anneke en haar vijf jaar oudere zuster) veel aan haar lot werden overgelaten.
Gelukkig waren er de Zondagen. Dan trok de vader er met zijn jongste dochter op
uit, maakte boottochten en wandelingen in en buiten Rotterdam.
De vader wilde, dat zijn beide dochters wat gingen doen in het leven en niet
het onbenullige bestaan zouden hebben, zoals dit in het begin van deze eeuw voor
meisjes uit de gegoede kring gebruikelijk was.
Anneke werd leerlinge van de Meisjes-H.B.S. in de Witte de Withstraat. Die
stond onder de voortreffelijke leiding van Mej. Bakhuizen van den Brink, die op
het terrein der literatuur haar stuwende kracht werd. Na haar eindexamen
ondernam Anke de studie voor onderwijzeres. Zij behaalde in korte tijd de lagere
acte. Bovendien ontwikkelde zij haar schildertalent in de teken-academie.
Het aankomende meisje verloor ook haar vader en beleefde de verbreking van
het huisgezin. Een jaar lang brachten de zusters Wijdom in een bevriend
doktersgezin door, waar voor de vermaard-goedlachse zusjes gelegenheid te over
was, hun levensvreugde in dat op humor ingestelde gezin te uiten. De oudste stak
daarna over naar Amerika, waar zij door vele bijzondere prestaties een zekere
vermaardheid verwierf.
In Anneke's leven kwam een belangrijke wending. Zij trad als
leerlingverpleegster in het Kinderziekenhuis aan de Laan van Meerdervoort in Den
Haag -- thans het Juliana-kinderziekenhuis -- en deed daarmee de eerste stap op
weg naar wat zij in haar boek "Kinderzaal" zou beschrijven. Met één vriendin uit
haar eerste meisjesboek "Knolletje" ondernam zij ieder jaar een buitenlandse
reis en het boek getuigt van vele historische voorvallen op een van die reizen.
Na het diploma voor kinderverpleegster te hebben behaald vertrok zij, in
afwachting van het uitvoeren van verdere plannen, naar familie in Amersfoort.
Doch ook daar wilde zij bezig zijn, anders dan uitsluitend in het huishouden.
Zij besloot al spoedig zich voor apothekers-assistente te laten opleiden,
waarvoor zij als "spoorstudente" de lessen en practijk ging volgen in Hilversum.
Bovendien bevredigde zij haar hang naar schoonheid op een weefcursus bij
Margareta Verwey in de Spiegelstraat te Amsterdam, waar zij fraaie kussens en
andere handwerken ontwierp, die later een sieraad in het eigen huis werden. In
die jaren leerde zij haar toekomstige echtgenoot kennen. Om zijn vioolspel te
kunnen begeleiden wierp zij zich met geestdrift op de voortzetting van haar
piano-studie, waarmee zij in korte tijd verbluffende resultaten bereikte.
In 1926 trouwde zij met de Heer R. Valkhoff. Het jonge echtpaar ging wonen te
Amersfoort. Maar door ziekte van de man gedwongen, verhuisden zij in 1928 naar
Bergen in Noord-Holland, waar zij op een idyllische plek aan het
Nachtegalenlaantje een klein huis hadden laten bouwen dat, evenals hun eerste
woning "het Haveke" heette.
Dat Bergense "Haveke" is een brandpunt van gezelligheid geworden en van
vriendschappelijk verkeer. Voor "Moeder Anke" was nooit iets te veel. Kinderen
waren haar altijd welkom. Er waren in dat Bergense leven de hoogtepunten,
wanneer de hartelijke gastvrouw ging voorlezen, dikwijls een zelfgeschreven
verhaal. Dan zat de wijde kring geboeid te luisteren naar die bezielde stem, te
kijken naar dat bewegelijk gelaat en vreugdevol te letten op de begeleidende
gebaren van haar kleine handen.
Het schrijverschap van Anke Servaes dateert al van haar Amersfoortse jaren.
Achtereenvolgens waren haar meisjesboeken verschenen, waarin zij -- voornamelijk
in de boeken voor oudere meisjes -- steeds veel gaf van zichzelf, van vreugde en
strijd, met het doel de opgroeiende jeugd iets mee te geven van de door haar met
de jaren veroverde levenswijsheid. Wij zien haar in die Bergense jaren op het
hoogtepunt van haar kracht. Zij is de raadgeefster van ettelijken, de vraagbaak
voor iedereen, de leidsvrouw van kinderen, de maatschappelijke werkster. En zij
schept haar letterkundige arbeid. Na de twee kleine, inleidende werken:
"Bezoekuur" en "Spreekuur" schrijft zij haar eerste roman "Kinderzaal", gevolgd
door een reeks van werken: "Kinderen, die over zijn", "Moeder Liesbeth",
"Kindertoevlucht" en vele andere, die telkens uiterst aan elkander verwante
motieven behandelen, maar desondanks, voortdurend opnieuw door vele duizenden
van lezers worden verslonden. De eentonigheid van het motief schrok de lezers
niet af, omdat ieder nieuw boek dat verscheen, uitmuntte door de indringendheid
van zegging, door die stem, die door de bladzijden heen klonk, door een
fijnzinnig psychologisch begrip en door een warme, innige gevoelssfeer.
Na de doodvermoeiende winters, die het maximum van haar geestkracht eisten,
ging zij dan 's zomers het buitenland in. Naar Zwitserland, Oostenrijk,
Frankrijk, Italië. Italië trok haar het meeste aan. Het hele gezin begaf zich
dan over de grenzen; haar kinderen gingen mee. Zij logeerden bij eenvoudige
mensen, zodat zij in aanraking kwamen met het volk in de bezochte gebieden en
zij dwaalden door de oude steden van Italië en genoten van een uitgelezen
natuur.
De reis, die Anke Servaes (haar schuilnaam ontleende zij aan de Sint
Servaeskerk te Maastricht, die haar bizondere belangstelling had) in 1939
ondernam, zou de laatste zijn. De oorlog brak uit en de familie haastte zich uit
Italië naar het vaderland terug. Toen, in 1940, werd Nederland in de oorlog
betrokken. Anke Servaes behield haar geestkracht, haar bezielend vermogen, dwars
tegen de ongunst der tijden in, hoewel de oorlogsverschrikkingen zich
uitstrekten tot haar onmiddellijke omgeving. Wij zien haar gedurende de
bezetting overal rondtrekken, helpend en troostend en moed insprekend, de
hongerigen spijzigend en door haar menigvuldige lezingen het geestelijk peil
ophoudend van haar volk.
Zij heeft de bevrijding aanschouwd, maar de bewogen laatste oorlogsjaren
hadden haar een knak gegeven, waar zij niet van herstelde. Nog kwam in haar
laatste levensjaren haar gevoel voor humor dikwijls naar voren en was de
bereidheid om anderen te helpen nog immer aanwezig, maar haar lichaam kon het
tempo van haar geest niet meer bijhouden. Toen is zij van ons heengegaan, kort
na de bevrijding, ons nalatend het voorbeeld van een edel vrouwenleven en een
reeks van werken, die door hun menselijkheid nog vele latere geslachten zullen
aanspreken.
Wij hebben Anke Servaes gekenschetst als een auteur, die op een bepaald
gebied uitnemend werk heeft voortgebracht. Zij heeft dat gebied nimmer verlaten
en wij zijn er van overtuigd, dat er geen nieuwe werelden aan haar zouden zijn
ontloken, indien haar het verder leven zou zijn gegund. Zij zou het gebied niet
hebben verlaten, waarin zij zich had genesteld, zij zou zijn voortgegaan ons het
beeld voor ogen te stellen van het misdeelde, vereenzaamde kind, van de
kinderlijke verhoudingen en van het zielsbestaan van hen, die het misdeelde kind
verplegen en verzorgen. Zij heeft altijd haar grenzen gekend en zich immer er
van onthouden letterkundige ondernemingen te beproeven, die stouter waren dan
haar macht en bevoegdheid.
Vanwaar die zelfkennis? Zij was niet bijkomstig, zij maakte deel uit van haar
talent. Zij ontleende haar schrijverschap niet aan het vernuft, maar aan het
hart; en indien zij de kinderziel gepeild heeft tot op haar bodem, dan is deze
verdienste geen vrucht van analyse, maar van intuïtie. Voor haar gold niet het
gebod van Flaubert aan de romanschrijver, dat hij zijn figuren zo heeft uit te
beelden en van zich los te maken, dat hij kan gaan wandelen om ze heen. Haar
kinderen zijn door een navelstreng aan haar moederlijk wezen gebonden, haar
verpleegsters en verzorgsters zijn incarnaties van haar zelf. Anke Servaes was
een lyrisch auteur en de lyricus heeft maar één instrument; het eigen gemoed.
Zodra de lyrische schrijver afwijkt van het éne sentiment dat zijn leven stuwt,
vervalt hij in ontaarding. Vele lyrici zijn zichzelf ontrouw geworden, toen de
adem der eigen psychische ondervinding hun ging begeven. Men kan als lyricus
alleen slagen door een waakzame zuiverheid, die zich uitstrekt over het gehele
leven en die zich voortdurend hecht aan de bodem van het eigen bestaan. Deze
centrale zuiverheid was de voornaamste eigenschap van deze schrijfster. Zij was
de oorzaak van die rijke verscheidenheid, waarmee haar eenvormige werken ons
hebben geboeid. De lyrische schrijver munt niet uit door een veelheid van
aspecten, maar door een veelheid van toonaarden. Anke Servaes bracht ons in
ieder nieuw boek een fonkelnieuwe variatie op het oude motief. In regelmatige
orde zijn haar geschriften elkander opgevolgd. In haar vroege periode
doorwandelde haar geest de kinderziekenhuizen en kinderzalen. Uit die tijd
stammen haar "Bezoekuur", "Spreekuur", "Kinderzaal", "Kinderen, die over zijn",
"Moeder Liesbeth". Later versprong haar belangstelling van het zieke kind op het
misdeelde kind in het algemeen, op het kind, getroffen door oorlogsleed of door
een criminaliteit, waarvan de oorzaken duidelijk lagen in milieu, omstandigheden
of in onoordeelkundige opvoeding. Wij noemen nog enige titels: "Wie volgt",
"Internaat", "Kindertoevlucht", "Oorlogskinderen", "Paul alleen" en een posthuum
werkje, "Koos". Er mogen kleine verschuivingen hebben plaats gehad in de figuren
en de omgevingen harer belangstelling, steeds stelt zij ons verwante omgevingen
voor ogen en vraagt zij onze aandacht voor zielsbelevingen van aan elkaar
verwante kleine personen: de gedwongen kindergemeenschap met haar eigenaardige
verhoudingen en de mikrokosmos van het vereenzaamde kinderbestaan, dat waren
haar thema's.
Anke Servaes heeft weinig bizondere voorvallen nodig gehad om ons voortdurend
aan zich te kluisteren. Haar werk is een spiegel, waardoor wij het
eenvoudig-menselijke aanschouwen in de glans der innigheid. Zij heeft ons
geleerd het leven te zien met het oog van het moederschap. Kinderleed peilen,
kinderverlangens raden, na Ina Boudier-Bakker heeft niemand dat zo volkomen
gedaan als zij aan wie deze regelen zijn toegewijd.
En hiermede is zij aangeduid als de vertegenwoordigster van het
typisch-vrouwelijke in onze letteren. De lyrisch-gestemde vrouw, zij kan
verschijnen in de literatuur als de minnares (Hélène Swarth), als de profetes (Henriëtte
Roland Holst), zij kan ons ook het beeld vertonen van de vrouw, de
levensdraagster, gebogen over het kleine, hulpbehoevende wezen, het kind: Anke
Servaes.
P. H. RITTER Jr. |